Muziek wordt opgeschreven met noten op een notenbalk. Een notenbalk bestaat uit 5 lijntjes, met 4 tussenruimtes.
Vooraan de notenbalk staat een 𝄞 vioolsleutel. De vioolsleutel wordt ook wel een G-sleutel genoemd. Het is eigenlijk een ouderwetse letter G met veel krullen.
Hoe hoger een noot op de notenbalk staat, des te hoger is de toets die je moet spelen. Hoe lager een noot op de notenbalk staat, des te lager is de toets de je moet spelen.
Hier zie je een overzicht van alle noten op de notenbalk. Op deze manier worden de witte toetsen opgeschreven.
Soms heb je een toets nodig die net buiten de notenbalk valt. Dat is bijvoorbeeld het geval met de lage C. Die komt in het begin heel vaak voor, en wordt ook wel de Centrale C genoemd.
Hier zie je nog een paar voorbeelden van losse noten op de notenbalk.
Het is heel goed om te weten hoe een noot heet, maar vaak is het nog handiger om te weten of noten omhoog gaan, of omlaag.
Hier zie je een paar voorbeelden van noten die omhoog of omlaag gaan
In dit plaatje zie je alle noten die je tot nu toe geleerd hebt. Je ziet de noten die binnen de notenbalk passen, en de drie noten die een hulplijntje nodig hebben. De hoge B staat zelfs boven het hulplijntje.